We kunnen als hogescholen EQM-niveau acht aan
Interview Jos van der Sterren en Menno Stokman van het domein Leisure, Tourism & Hospitality
Als antwoord op de vraag waarom een PD voor het domein Leisure, Tourism & Hospitality belangrijk is, wijst Van der Sterren er allereerst op dat het gastvrijheidsdomein een domein is dat de Nederlandse economie in zeer grote mate raakt. “Het vormt circa 4,5 procent van de BV Nederland en realiseert 7,5% van de banen.” Daar komt echter nog iets bij: “Als je kijkt naar toekomstbestendigheid – een kernbegrip in de PD – is het een sector die veel toekomstgerichte vraagstukken op zijn bord heeft liggen. Ik heb het dan over vraagstukken als:
- De verduurzaming van businessmodellen.
- De transitie naar toekomstbestendige ondernemingsvormen in de breedste zin van het woord.
- De impact van het gastvrijheidsdomein op de sociale omgeving, de milieuomgeving en de natuurlijke omgeving;
- De kwaliteit van werk, de tekorten op de arbeidsmarkt en de mismatch tussen de kwaliteiten die we nodig hebben en de kwaliteiten die geleverd worden.
- Robotisering en AI.
Dit zijn allemaal vraagstukken die niet zijn op te lossen op de klassieke manier met bachelors en masters. De sector heeft namelijk behoefte aan onderzoekers die een thema beetpakken waarmee ze een aantal jaren aan de slag gaan aan de hand van concrete praktijkgerichte vraagstukken. De masterperiode is daarvoor te kort, bovendien zit de industrie bij die trajecten niet aan tafel. Ze zijn wel opdrachtgever, maar doen niet mee bij de uitwerking van de vraagstukken. Bij de PD daarentegen is dat juist wel het geval.”
Vraagstukken te groot
Van der Sterren wijst erop dat het gastvrijheidsdomein, in tegenstelling tot veel andere sectoren, gedomineerd wordt door het MKB. “De hierboven geschetste vraagstukken zijn zo groot en complex dat de MKB-bedrijven die zelf niet op kunnen lossen. Hetzelfde geldt voor de brancheorganisaties die hen vertegenwoordigen zoals de ANVR, HISWA-RECRON en Koninklijke Horeca Nederland. Ook die zijn niet bij machte om zulke vraagstukken serieus aan te pakken vanwege een gebrek aan kennis. Daarom komt voor het gastvrijheidsdomein de PD als geroepen.”
Menno Stokman, directeur van het Centre of Expertise Leisure, Tourism & Hospitality (CELTH) vult aan: “In Nederland hebben we geen universitaire opleidingen die in het LTH-domein actief zijn. In onze branche moeten hbo’s voor een PhD altijd samenwerken met andere disciplines op universiteiten. Tegelijkertijd is het zo dat we als hogescholen in het LTH-domein wel een sterk onderwijs- en onderzoeksaanbod hebben. We zijn dus goed georganiseerd op de inhoud. Met de PD kunnen we daar nu een extra laag aan toevoegen door op EQM-niveau acht goed onderzoek te faciliteren, maar wel met een praktischere insteek dan bij de PhD.”
Interveniëren in complexe praktijken
Van der Sterren gaat verder op het onderscheid tussen PhD en PD. “Wij omschrijven de PD als interveniëren in complexe praktijken. Dit betekent dat je op basis van onderzoek praktijkgerichte interventies doet. Je gaat testen, leren van interventies en vervolgens waar mogelijk opschalen zodat het voor een industrie, sector of maatschappij iets gaat betekenen. Daarom hebben we bij de PD ook vier rollen gedefinieerd. Je wordt geacht professional, researcher, innovator maar ook change agent te zijn. Een PD is daarmee misschien wel moeilijker den een PhD: je moet namelijk niet alleen de methodische kant laten zien, maar ook de uitvoeringskant. De eindproducten van een PhD komen samen in een portfolio dat niet alleen hoeft te bestaan uit wetenschappelijke artikelen.”
Verschil maken
Van der Sterren geeft vervolgens een voorbeeld van een al goed gekeurd traject om te laten zien hoe de PD een verschil kan maken: “Een PD-kandidaat, Peter van der Aalst, gaat kijken met zijn onderzoeksvoorstel Utilising urban culture to develop future-proof cities naar de jeugdcultuur in de steden Breda en Tilburg. In die steden is het probleem dat de gemeenten moeilijk met de jeugd kunnen communiceren en dat ze ook niet op een positieve creatieve manier met de jeugd kunnen kijken naar de toekomst in de stad. De kandidaat gaat kijken wat het effect is als je jongeren hun eigen ‘spaces’ laat creëren, bijvoorbeeld een skatebaan, en of het daarbij helpt om de jongeren de regie te geven over het ontwerpen van zulke plekken. Hij onderzoekt of je daarmee hun politiek engagement en verhoogt en of ze daardoor beter benaderbaar zijn en meer betrokken bij de stad en bij de ontwikkeling van beleid voor de jeugd in de stad. Daarbij kan hij aan de slag met zowel lokale gemeenteambtenaren als met jongerenorganisaties. Als hij vervolgens kan aantonen wat werkt en wat niet werkt kunnen de gemeenten dat in beleid gaan vertalen.” Stokman vindt het een mooi voorbeeld omdat het heeft te maken met urban leisure, met de vrijetijdsbeleving van jongeren in de stad en met jongerenbeleid. “Bovendien is het een onderwerp dat je niet in vier maanden kunt doen. De PD-kandidaat kan de tijd nemen om gericht een onderzoeksmethode te ontwerpen. Bovendien wordt hij begeleid door het werkveld, in dit geval de mensen uit de stad. Die begeleiders hebben daar belang bij omdat het resultaat van het PD-onderzoek leidt tot beleid dat zij in hun stad kunnen invoeren.” Stokman realiseert zich dat het PD-traject ook veel vraagt van de werkveldbegeleiders: “Ze moeten er vier jaar tijd in steken. Bovendien moeten ze met een academische insteek het gesprek ingaan over de richting van het onderzoek.”
Verbinding
Van der Sterren is blij dat er in ‘zijn’ domein het Centre of Expertise Leisure, Tourism & Hospitality (CELTH) is. In CELTH werken nu drie hogescholen Breda University of Applied Sciences, HZ University of Applied Sciences en NHL Stenden samen. “De PD komt natuurlijk mede uit de koker van CELTH.” Dat geeft echter ook verplichtingen: “Het betekent dat je je meer moet openstellen voor andere hogescholen en dat je iets moet doen met de politiek-bestuurlijke agenda. Daarnaast kun je de rol die je als CELTH hebt gespeeld bij de ontwikkeling van de PD de komende jaren doortrekken. In de verbinding met de industrie, maar ook in het bij elkaar brengen van de hogescholen. Daarbij zijn ook hogescholen die voorheen amper waren betrokken bij CELTH en die nieuwe thema’s en dus ook nieuwe kennis inbrengen.” Stokman knikt: “Dat is mijns inziens in ons domein misschien wel de grootste winst van het PD-traject. Doordat er zeven hogescholen bij betrokken zijn, wordt het breder dan CELTH. In die zin is het PD-traject misschien wel een kick-off voor een structurele bredere samenwerking tussen onderwijs en industrie en tussen hogescholen onderling.”
Van der Sterren noemt een concreet voorbeeld: “Robotisering. In Den Haag zijn ze daarmee bezig in de hotelsector. Binnen de Breda University of Applied Sciences (BUas) weten we daar echter weinig van. Doordat de Hotelschool The Hague lectoren en hopelijk ook PD-kandidaten inzet op dit thema, krijgen wij het als BUas ook in beeld. Je krijgt daardoor een inhoudelijke transdisciplinaire kruisbestuiving vanuit de zeven instituten die je vroeger niet had. Dat is juist voor het LTH-domein belangrijk omdat het een toegepast domein is, waar je de innovaties uit andere sectoren naar binnen zult moeten halen.”
Kandidaten
Het domein LTH zoekt drie groepen kandidaten, zegt Van der Sterren: “De eerste groep zijn collega’s uit je eigen hogeschool, docenten die een onderzoekscarrière ambiëren. De tweede groep zijn mensen uit het werkveld die een aantal jaren geleden een master hebben gedaan en die nu met onderzoek een verdiepingsslag willen maken in hun werkveld. Daarbij hebben we wel de eis gesteld dat minimaal 60 procent daarvan bestemd is voor de PD. De derde groep tenslotte zijn jonge talentvolle onderzoekers, die net een master hebben afgerond en nog geen werkervaring hebben.”
Stappen
Een PD-kandidaat die aan de slag wil met een voorstel moet volgens Van der Sterren een aantal stappen doorlopen. “De eerste stap is om te kijken of jouw probleem wordt getackeld door het Programmadocument van de LTH. Daar staan namelijk de acht thema’s waarop we ons willen richten mooi beschreven. Als je voorstel connectie heeft met een van de thema’s is de volgende vraag om te kijken bij welke lector je moet zijn. Neem daarvoor contact op met de mensen uit de Graduate Committee van ons domein. Zij kunnen je verwijzen naar de juiste lector. Als het onderwerp niet wordt afgedekt voor een van de achttien huidige lectoraten, kunnen we op zoek gaan naar andere lectoraten binnen de hogescholen. De lector helpt je vervolgens bij het schrijven van je voorstel, het zoeken van werkveldbegeleiders uit de industrie en het zoeken van de tweede academische begeleider.” Aan de vier begeleiders worden ook eisen gesteld: de twee academische begeleiders moeten gepromoveerd zijn, de twee werkveldbegeleiders moeten minimaal een mastertitel hebben.
Hoop
Van der Sterren hoopt dat het PD-traject geen feestje wordt voor alleen maar mensen van hogescholen. “Ik hoop dat de LTH-sector het ziet als kans om aan de eigen kennisagenda te werken en daar ook tijd, energie en middelen voor vrij maakt. Ook hoop ik dat de LTH-sector ziet dat het echt iets oplevert voor de bedrijven in de sector. Het zou mooi zijn als je dat aan het eind van de pilot kunt aantonen.”
Van der Sterren hoopt dat een succesvolle PD-pilot in het LTH-domein ertoe leidt dat straks de industrie naar de LTH-sector komt met vragen. “Nu is de vraagarticulatie nog vaak ingewikkeld, omdat de industrie zelf nog niet weet hoe ze een specifiek probleem moeten tackelen.” Hij is wel optimistisch dat dat kantelpunt wordt bereikt. “Bedrijven worden nu geconfronteerd met zulke grote thema’s – bijvoorbeeld de klimaatdiscussie – dat ze inzien dat ze dat zelf niet kunnen oplossen. Bovendien zit er echt urgentie op bepaalde thema’s. De LTH-sector zit echt te springen om oplossingen.”
PD en PhD
Van der Sterren verwacht niet dat door de komst van de PD-trajecten de PhD-trajecten uit het zicht gaan raken. “Je ziet bij universiteiten steeds meer ‘applied’ PhD-trajecten. Bovendien is de PD echt een andere aanpak. Met name doordat je in plaats van artikelen of een monografie bij een PD een portfolio opbouwt. Ook het testen en prototypen is nieuw en bovendien super relevant.”
Gezamenlijk doel
Van der Sterren krijgt inmiddels zelfs reacties vanuit Europa over de PD-pilot. “Wij zijn aan het pionieren op een terrein waarop veel landen nog niet zover zijn. En dat met zeven uiteenlopende domeinen. Daarbij hebben we als gezamenlijke hogescholen ook echt een gezamenlijk doel: de universiteiten laten zien dat we niet minder zijn dan zij.” Hij herinnert zich nog de discussie toen de hogescholen met masters begonnen en de universiteiten het badinerend ‘Mickey Mouse masters’ noemden. “Destijds moesten we als hogescholen bewijzen dat we masters-opleidingen konden aanbieden, die wel degelijk EQM-niveau zeven hadden. Nu moeten we aantonen dat we EQM-niveau acht aankunnen. In tegenstelling tot de masters, werken hogescholen hierin nu samen en dat is wel echt bijzonder.”