Complexiteit overzien en handvaten aanbieden
Interview Jan Jaap Aué, voorzitter landelijke Graduate Committee in het domein Energie & Duurzaamheid
Introductie
Jan Jaap Aué is directeur van EnTranCe | Centre of Expertise Energy bij de Hanzehogeschool Groningen. Bij EnTranCe is Aué eveneens lector op het gebied van waterstoftoepassingen. Vanuit die rol is hij ook voorzitter van een van de landelijke lectorenoverleggen, het Lectorenplatform Energievoorziening in Evenwicht (LEVE).
Aué promoveerde aan de Rijksuniversiteit Groningen maar koos er voor om niet aan de universiteit te gaan werken: “Ik voelde me geen academicus in de klassieke zin van het woord. Ik ben wel geïnteresseerd in onderzoek maar vooral om oplossingen voor problemen te vinden. Wetenschappelijk onderzoek gaat over vragen, praktijkgericht onderzoek gaat over oplossingen.”
Na te hebben gewerkt bij KPN Research en TNO kwam hij veertien jaar geleden bij de Hanzehogeschool Groningen. “Ik merkte bij TNO wanneer ik bij klanten kwam dat er een bepaald type ‘ingenieur’ ontbrak. Deze werden voorheen opgeleid door de technische hogescholen, maar sinds die technische universiteiten zijn geworden zijn ze academischer dan ze voorheen waren. Tegelijkertijd merkte ik dat de hbo’s dat aan het invullen waren: vanuit een professie leren omgaan met een toenemende complexiteit.”
Hij maakt de koppeling met ‘zijn’ domein: “Als je met die bril naar het vraagstuk van de energietransitie kijkt, zie je dat het een enerzijds op systeemniveau een complex vraagstuk is met interactie tussen verschillende onderdelen. Anderzijds is het ook een heel praktisch en pragmatisch vraagstuk.” Aué zag sindsdien nog een ontwikkeling: hbo’s wilden op dit soort onderwerpen masterprogramma’s en onderzoeksprogramma’s hebben en tegenwoordig ook professional doctorates. “Al die ontwikkelingen zijn er voor verantwoordelijk dat ik destijds voor een hogeschool heb gekozen en dat ik nu ben betrokken bij het PD-traject.”
Als voorzitter van LEVE ziet Aué bovendien dat in het domein van de energietransitie er hele complexe vraagstukken op tafel komen, die maatschappelijk van groot belang zijn. Hij geeft een voorbeeld: “Neem het toenemend aantal uren met negatieve elektriciteitsprijzen ten gevolge van de groeiende zonneproductie. Daarbij is de uitdaging om er op een goede manier mee om te gaan gezien het belang van duurzame energie. Voorkomen moet worden dat systemen omvallen, maar daarnaast moet er ook een goede businesscase zijn en heb je te maken met onder meer vraagstukken van sociale acceptatie en verrommeling van het landschap.”
Werkende oplossingen
Aué ziet dat bedrijven worstelen met deze complexe vraagstukken en zich daarom tot hem en zijn collega’s wenden. “Er is bij die bedrijven een toenemende vraag naar professionals die in staat zijn om vanuit hun professie interventies te doen. Enerzijds is het goed dat ze zich met die vraag tot ons wenden, anderzijds zou het nog mooier zijn wanneer die bedrijven beschikken over eigen mensen met de juiste kwalificaties voor deze vraagstukken. Momenteel worden zulke mensen niet opgeleid. In onze ogen kan het professional doctorate in die behoefte voorzien. Zodat er straks bij bedrijven, instellingen, gemeenten en provincies mensen rondlopen die niet alleen de complexiteit van het probleem kunnen overzien, maar ook handvaten en interventies kunnen bieden hoe je zo’n probleem kunt oplossen. Want uiteindelijk gaat het om oplossingen die in praktijk moeten gaan werken. Dat is een stap verder dan oplossingen bedenken waarvan je nog niet weet of ze in de praktijk gaan werken.”
Complex domein
Een complicerende factor is dat het bij Energie & Duurzaamheid gaat om een transitiedomein. “In een transitie zijn er namelijk ook veel onbekenden. Dat betekent dat je voor een deel de vragen kunt overzien en erop kunt acteren. Voor het andere deel moet je gaan bepalen hoe je met de onzekerheden omgaat. Al met al een interessante puzzel.”
Het is niet het enige dat van Energie & Duurzaamheid een complex domein maakt, aldus Aué: ”Aan de ene kant gaat het over technologie en technologische vraagstukken, aan de andere kant gaat het om strategisch-maatschappelijk belangrijke vraagstukken en over acceptatie en draagvlak voor vraagstukken die indringen in ieders leefwereld. Die drie elementen samen maken het domein super ingewikkeld.”
Een derde uitdaging is voor Aué de schaalgrootte. “Weinig mensen realiseren wat ambities als ‘ik wil in 2030 de helft van de Nederlandse woningen geïsoleerd hebben’ betekenen aan uitdagingen per dag. Dat zijn schrikbarende getallen. Als je die rekensommen namelijk maakt, besef je de schaalgrootte van de opgave. Die is urgent en tegelijkertijd ongekend. Daarom zou er het gevoel van ‘alle hens aan dek’ moeten zijn. Inclusief de uitvoeringsuitdaging: hoe krijgen we genoeg ‘handen aan het bed’ hiervoor, want die handen zijn er niet.”
De uitdagingen op technisch en economisch terrein hebben vaak te maken met de betaalbaarheid van technologie: “Een technologie moet namelijk zover ontwikkeld zijn – lees: goedkoop genoeg zijn – dat je er ook economisch mee uit de voeten kunt. Zo niet, blijft het steken bij een pilot.”
Ook infrastructureel is er een grote uitdaging: “Er zijn verschillende oplossingsrichtingen: warmtepomp, warmtenet, waterstof, biogas etc. De uitdaging is om die naast elkaar te zetten en – bijvoorbeeld als gemeente – de juiste overweging te maken om de juiste oplossing te kiezen. Voor zulke overwegingen zijn modelvorming, inhoud en afwegingskaders nodig, gebaseerd op de technologie die er onder zit.”
De ‘heilige graal’ daarbij is de opslag. “Het is eigenlijk heel simpel: op de wereld is voldoende duurzame energie, alleen op het verkeerde moment op de verkeerde plek. Op het moment dat je kunt opslaan kun je dat ondervangen. Opslag is echter niet eenvoudig.”
Een andere uitdaging is de schaarste aan materialen. Daarom moet ook worden nagedacht over alternatieven.
Hoewel het domein ‘Energie & Duurzaamheid’ heet, ligt de focus vooralsnog vooral op energie. Aué: “Een bewuste keuze, vanwege het nu nog beperkt aantal PD-kandidaten. Door de focus op energietransitie en de onderzoeksagenda van LEVE te leggen, kunnen we in ieder geval van elkaar leren. Als we echter verder zijn in de pilot willen we de deur verder open zetten. Want thema’s als energietransitie en circulariteit van materialen kun je haast niet los van elkaar zien. Zo wordt biomassa in de energiewereld gezien als bron van energie en in de materialenwereld als bron van grondstoffen.”
Twee perspectieven
Op de vraag in hoeverre de PD een bijdrage kan leveren bij het oplossen van al deze uitdagingen komt Aué met twee perspectieven. “Allereerst de hogeschool. Voor de hogescholen is de PD een belangrijke stap. Door de PD’s zijn we namelijk in staat om ons meerjarig met een zekere focus op complexe vragen te richten. We kennen namelijk maar een beperkte onderzoeksfinanciering omdat veel projectgebaseerd is. Nu kunnen we mensen vier tot vijf jaar bovenop een onderwerp zetten. Daardoor krijgen we meer diepgang en gaan we misschien ook betere vragen stellen. Het tweede perspectief is de bedrijfskant. De PD moet daar een bijdrage in gaan leveren door in termen van verandering te gaan denken. De interventie is namelijk een verandering die nodig is omdat de manier waarop het nu werkt niet toekomstbestendig en daarmee niet duurzaam en volhoudbaar is. Het gaat kortom om veranderingen in denken, in organisatie en in aanpak bij bedrijven en gemeenten. Als domein willen we daarom bij de PD kandidaten een gereedschapskist met interventies meegeven, dat ze kunnen gebruiken wanneer ze gaan werken.”
Op welke thema’s kandidaten worden uitgedaagd hangt volgens Aué af van het profiel van de kandidaat. “Ongeacht de achtergrond is het wel zo dat een kandidaat in staat moet zijn vanuit meerdere perspectieven naar de vraag te kijken. Bij een technische kandidaat op een technisch vraagstuk is de uitdaging dat de kandidaat zich ook verplaatst in andere perspectieven zoals betaalbaarheid, inclusiviteit, materialenbeleid en acceptatie van mensen. Bij een kandidaat vanuit een economische positie is de uitdaging dat hij zich moet verdiepen in de technische oplossing en moet kijken of hij kan bijdragen aan de ontwikkeling daarvan. De uitdaging is daarom voor mij vooral inter- en transdisciplinair. Een PD-kandidaat moet vanuit meerdere perspectieven naar een wicked problem kunnen kijken.”
Status
Het domein Energie & Duurzaamheid zit met vijf hogescholen in de pilot. Aué hoopt dat er na de zomer vijf PD-kandidaten zijn die kunnen worden voorgedragen. “Als dat lukt, kunnen de eerste kandidaten in januari 2024 van start gaan. Aué ziet dat het een iteratief proces is: “Niet alleen de PD-kanidaten moeten iets leren, maar ook wij in de Graduate Committee. Dat doen we door bij elkaar te kalibreren of en waarom we iets een goed idee vinden.”
In de ogen van Aué is de PD geen onderwijstraject. “Het gaat wel over de ontwikkeling van mensen, maar dat gebeurt in de context van praktijkgericht onderzoek. Daarom is de PD een stap in de emancipatie van praktijkgericht onderzoek. Eigenlijk is het jammer dat het een aparte titel gaat krijgen. Ik denk namelijk dat we ons echt gaan onderscheiden van de PhD en dat er straks organisaties zullen zijn die liever een medewerker met een PD-titel willen. Ik ben er ook van overtuigd dat we met het PD-traject veel meer recht doen aan de maatschappelijke vragen van dit moment. Het zou mooi zijn als dat straks ook erkend wordt.”