Frank van der Zwan-Scholtz: “De PD verkoopt zichzelf”
Kwartiermaker heeft alle vertrouwen in het slagen van de pilot
Frank van der Zwan-Scholtz studeerde industrieel ontwerpen aan de TU Delft en specialiseerde zich in innovatiemanagement. Bij de Engelse onderzoeksuniversiteit Cranfield University, waar Van der Zwan-Scholtz van 1999 tot 2003 promotieonderzoek deed en promoveerde op milieugericht innoveren, kwam hij voor het eerst in aanraking met het fenomeen professional doctorate. “In Engeland is het heel gebruikelijk om naast de PhD ook andere typen doctoraatstrajecten aan te bieden.”
Overstap naar Vereniging Hogescholen
Terug in Nederland werkte Van der Zwan-Scholtz eerst bij de rijksoverheid om vervolgens de overstap te maken naar de faculteit Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek van de TU Delft en in 2014 bij zijn huidige werkgever de Vereniging Hogescholen in dienst te treden. In 2018 werd Van der Zwan-Scholtz daar coördinator onderzoeksbeleid. In die periode kwam de behoefte in het hbo aan een derde cyclus steeds prominenter op de agenda te staan. “Op een gegeven moment groeide dat uit tot de wens voor een landelijke pilot over hogescholen heen. Daarmee werd het zo groot dat er naar de Vereniging Hogescholen werd gekeken om dit aan te jagen en in goede banen te leiden. Toen het huidige kabinet hier ook middelen voor beschikbaar stelde, ben ik vanaf juli 2022 kwartiermaker Professional Doctorate geworden.”
Binair of het hele spectrum
Van der Zwan-Scholtz ziet een duidelijk verschil tussen de situatie in de Angelsaksische wereld en die in Nederland: “In Nederland hebben we het binaire systeem, waarbij hogescholen zich richten op de beroepspraktijk en universiteiten vooral een academische opdracht hebben. In het Verenigd Koninkrijk bijvoorbeeld is dat in 1992 samengevoegd. Daardoor kunnen universiteiten daar het hele spectrum aanbieden. Je hebt aan de ene kant doctoraatstrajecten die echt gericht zijn op de universiteit zelf en op het ontwikkelen van professionele onderzoekers. Dat zijn de PhD-trajecten, die gericht zijn op het bijdragen aan de wetenschap. Daarnaast heb je aan de andere kant doctoraatstrajecten die veel meer gericht zijn op de beroepspraktijk van bijvoorbeeld juristen, verpleegkundigen en onderwijzers. Dat worden dan ‘doctors of law, ‘doctors of nursing of ‘doctors of education. Aan deze trajecten worden andere eisen gesteld en ze hebben ook een andere oriëntatie dan de PhD. De bijdrage aan die specifieke praktijk staat daar centraal.”
Dat Nederland nog niet iets vergelijkbaars had en de Angelsaksische wereld wel, is volgens Van der Zwan geen toeval. “Volgens mij zat de Angelsaksische wereld altijd al iets pragmatischer in de wedstrijd. Er was altijd al een brede onderstroom dat onderzoek ook wel nut en impact moet hebben en iets aan de beroepspraktijk moet toevoegen.” Daar komt nog iets bij, zegt Van der Zwan: “In de Nederlandse universitaire wereld kun je niet spreken van ‘de’ PhD. Het is heel disciplineafhankelijk. Een PhD op het gebied van culturele antropologie ziet er bijvoorbeeld heel anders uit dan een PhD op het gebied van technische natuurkunde. Het betekent dat je ook binnen Nederlandse universiteiten te maken hebt met een waaier aan onderzoeksmethoden en -technieken en aan manieren om te beoordelen of een onderzoek een doctoraatsniveau heeft.”
Toegevoegde waarde PD
Van der Zwan-Scholtz vertelt dat zowel het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als de universiteiten voor aanvang van de pilot aangaven de toegevoegde waarde te zien van een PD-traject, maar daaraan wel een voorwaarde stelden: “Het moet echt anders zijn dan een PhD. Hogescholen moesten geen kopie maken van een PhD, maar iets gaan doen dat in het verlengde ligt van hun bachelor en master. Je kunt enerzijds – als je kijkt naar de situatie kijkt in de Angelsaksische wereld – zeggen dat het een ietwat kunstmatige afbakening is. Anderzijds vind ik het wel een mooie en heldere opdracht aan de hogescholen om iets anders te gaan doen dat meer focust op de beroepspraktijk. Daarbij wijs ik ook op Europese raamwerken zoals het European Qualification Framework en de Dublin descriptoren. Bij de beschrijving van wat iemand op doctoraatsniveau (niveau 8) moet kennen en kunnen spreken die raamwerken niet alleen – zoals in Nederland – over een academische bijdrage maar ook over ‘een bijdrage aan innovatie of aan de praktijk’. Daarom hebben wij bij de PD-pilot ervoor gekozen om nadrukkelijk op dat laatste in te zetten. Daarbij bijt je je als PD-kandidaat vast in problemen en dilemma’s waartegen de beroepsbeoefenaars aanlopen, die wij in de bachelor en de master opleiden.”
Drie doelgroepen
Van der Zwan-Scholtz ziet drie doelgroepen voor het Professional Doctorate. “Ten eerste de praktijkbeoefenaar, iemand die werkt in een van de werkvelden waar we als hbo professionals voor opleiden. Als zo iemand de ambitie heeft om de beroepspraktijk verder te verbeteren en dat wetenschappelijk verantwoord wil doen, is de PD een goede optie. Ten tweede het eigen hbo-personeel: docenten of docenten-onderzoekers die zich graag willen specialiseren. Deze groep ging voorheen een aantal jaren naar de universiteit voor een PhD en werd daar vervolgens geschoold in de academische mores. Wij willen echter juist dat ze de mores van het hbo en van het praktijkgericht onderzoek meekrijgen. Voor deze doelgroep is het waardevol dat we ze nu een doctoraat kunnen aanbieden binnen de hogeschool. Tenslotte zien we ook dat er de laatste jaren in het hbo steeds meer masters zijn gekomen. Vaak zijn dat mensen die hun masteropleiding doen nadat ze na hun bachelor werkervaring hebben opgedaan. Ze hebben door hun master de smaak van het onderzoeken en interveniëren te pakken en willen verder. Deze groep vanuit de masters noemen we de doorstromers. Met de PD kan deze groep nu ook daadwerkelijk verder.”
Historie
Van der Zwan-Scholtz haalt nog even de historie aan: “Al sinds de introductie van ‘Bologna’, waarbij we proberen het hoger onderwijs in Europa te harmoniseren, was er al bij de hogescholen de wens om een eigen doctoraatstraject aan te kunnen bieden. In Nederland zijn met de invoering van de bachelor-master structuur alle hbo-opleidingen allereerst omgevormd in deze structuur, voornamelijk bacheloropleidingen (eerste cyclus). Daarna werden daar masteropleidingen (tweede cyclus) aan toegevoegd. In 2018-2019 werd vervolgens de roep om een derde cyclus steeds groter. Die roep was er al langer vanuit de kunsten, temeer omdat de kunsten geen academische pendant kennen. Hetzelfde geldt tot op zekere hoogte ook voor de hospitality-branche. Die roep werd ook versterkt omdat er een nieuwe generatie hbo-bestuurders aantrad die stelde: als we praktijkgericht onderzoek verder willen brengen, moeten we een derde cyclus hebben omdat die als katalysator daarvoor kan werken. Bovendien kunnen we met een derde cyclus de hogescholen verder professionaliseren, ook op het gebied van onderzoek.”
In die tijd speelde nog een ander thema: het toekomstbestendig maken van het systeem van hoger onderwijs in Nederland. “Daarbij kwam naar voren dat het hbo aantrekkelijker moest worden en een volwaardig alternatief voor de universiteiten.” Dat had nog een bijkomend voordeel: “Een deel van de studenten die nu naar de universiteit ging, was eigenlijk beter op zijn plek op een hogeschool. Dat kon echter alleen als een hogeschool een aantrekkelijker alternatief zou worden.”
Volgens Van der Zwan-Scholtz is het mooi wanneer aan studenten een keuze kan worden aangeboden: “Ben je meer onderzoekend-academisch georiënteerd dan is de universiteit een goede keuze voor jou, ben je meer praktisch ingesteld en wil je meer in de beroepspraktijk werkzaam zijn, dan is het hbo een fantastische en ook volwaardige weg.”
Nadat niet alleen de universiteiten maar ook de toenmalige minister – Ingrid van Engelshoven – hun fiat hadden gegeven voor een pilot, besloot de Vereniging Hogescholen de regie te nemen: “Dit was zo’n belangrijke ontwikkeling voor het hbo als geheel; dit moesten we goed aanpakken.” De Vereniging Hogescholen vroeg daarop aan alle 36 hogescholen uit of ze aan de pilot mee wilden doen en zo ja op welke onderwerpen ze een pilot waardevol vonden.
Voorwaarden
Daarbij moesten de kansrijke domeinen wel aan een aantal voorwaarden voldoen: “Ze moesten in het domein een eerste en een tweede cyclus hebben, de hogescholen moesten een goed trackrecord op onderzoek hebben, ze moesten met elkaar een zekere massa hebben en de beroepspraktijk in dat domein moest de ontwikkeling steunen.”
Uiteindelijk gaven 25 hogescholen aan dat ze wel aan een of meerdere domeinen wilden deelnemen. “Wij hebben als Vereniging Hogescholen gekeken naar het aanbod en kwamen zo tot zeven domeinen.” De domeinaanpak was volgens Van der Zwan-Scholtz om een aantal redenen belangrijk: “Ten eerste omdat hogescholen enorm variëren in omvang en ten tweede omdat door meerdere hogescholen samen te nemen je massa creëerde voor een bepaald domein. Bovendien combineer je het beste wat hogescholen te bieden hebben op een bepaald domein door ze met elkaar te laten samenwerken.”
De volgende stap was om een programmateam samen te stellen met onder andere vertegenwoordigers van de zeven domeinen. Dat programmateam stelde een plan van aanpak voor de pilot waarbij de vertegenwoordigers de stand van zaken steeds deelden met hun domein. De tussenstand werd ook teruggekoppeld met de universiteiten: “Op die manier konden zij zien dat we binnen de afgesproken randvoorwaarden bleven, waarbij het PD-traject echt onderscheidend zou zijn ten opzichte van een PhD-traject.” Dit plan werd in maart 2021 aan minister van Engelshoven overhandigd.
Een volgende mijlpaal was toen de nieuwe minister – Robbert Dijkgraaf – twee jaar geleden besloot het besluit van zijn voorganger te omarmen. Bovendien waren er inmiddels ook middelen voor de pilot gereserveerd.
Uitdagingen
Wat volgens Van der Zwan-Scholtz hielp bij het opzetten van de pilot voor het PD-traject was dat veel lectoren van hogescholen zelf al gepromoveerd waren en ook al promovendi hadden begeleid. “Daardoor hadden ze al ervaring met en kennis van doctoraatstrajecten.” De uitdaging was wel, zegt Van der Zwan-Scholtz, dat er een opzet moest worden gemaakt voor een PD-traject die wezenlijk anders was dan de opzet van een PhD-traject. “We hadden als slogan ‘Leren interveniëren in complexe praktijken’. Daarbij kwam al meteen naar voren dat de PD-kandidaat in zijn traject de rollen ontwikkeld van onderzoeker, professional, innovator en change-agent. Die slogan en de vier rollen vormden en vormen een prachtig ijkpunt voor waarmee je in de PD bezig bent.”
Bij het ontwikkelen van het PD-traject waren er ook verschillende operationele uitdagingen. “Zo moesten we bij de start een eigen kwaliteitszorgkader ontwikkelen. Omdat het ging om een onderzoeksintensief onderwijstraject had die kwaliteitszorg componenten van zowel onderwijs als onderzoek.”
Eigen rol
Van der Zwan-Scholtz ziet zijn eigen rol vooral als ‘spin in het web’. “Van nature zijn vanuit de Vereniging Hogescholen de lijntjes met de bestuurders van de hogescholen heel kort. Daarnaast hebben we rust gecreëerd door elke keer de Bestuurscommissie Onderzoek mee te nemen en door de belangrijke plannen en voorstellen vast te stellen in onze algemene vergadering, het hoogste besluitvormingsorgaan binnen de Vereniging Hogescholen. Die rust is belangrijk omdat we in feite over de hoofden van de hogescholen aan het innoveren zijn.”
De Vereniging Hogescholen heeft op een gegeven moment Regieorgaan SIA gevraagd om onderdeel te worden van de PD-pilot. Regieorgaan SIA wilde volgens Van der Zwan-Scholtz graag meewerken: “Zij zien in dat het ontwikkelen van dit doctoraatstraject met een belangrijke rol voor praktijkgericht onderzoek helpt om het praktijkgericht onderzoek – ook buiten het PD-traject – verder te ontwikkelen.”
Inmiddels werkt de Vereniging Hogescholen nauw samen met het Regieorgaan SIA. “Dat is ook voor ons prettig, want zij hebben ervaring met het beoordelen van onderzoeksprogramma’s en kunnen bovendien bij de PD-pilot een vinger aan de pols houden wat betreft de kwaliteit. Bovendien heeft het Regieorgaan SIA goede contacten met zowel het hbo als met het ministerie. Op onze beurt proberen wij als Vereniging Hogescholen SIA te voeden met onze ervaringen in de PD-pilot – wat werkt wel en wat niet – en geven we aan waar we behoefte aan hebben.”
Geheugen en geweten
Omdat Van der Zwan-Scholtz bij veel zaken betrokken was in de aanloop was hij ook vaak het geheugen en het geweten van de PD. “Ik kon dan – bijvoorbeeld bij zaken rond bekostiging of kwaliteit – aangeven: dit is niet wat we hebben afgesproken of wat de bedoeling is. Bovendien kon ik op die manier een belangrijke rol spelen in het bewaken van de samenhang van de ontwikkelingen. Inmiddels zitten we in een andere fase, de uitvoeringsfase, waarbij alle zeven domeinen van start zijn gegaan. Mijn rol daarbij is nu om de doelstellingen van de pilot goed te bewaken. Een van die doelstellingen is om aan de buitenwereld te laten zien dat er animo is voor het PD-traject. Wij hebben vooraf aangegeven dat het werkveld en de maatschappij hierop zit te wachten. Aan ons nu om dat te laten zien dat dat in domeinen als hospitality, energie en duurzaamheid en gezondheid en welzijn daadwerkelijk ook zo is.” Hij noemt nog een tweede doelstelling: “Omdat het nog niet bestond is het belangrijk dat we laten zien hoe een professional doctorate er in de verschillende domeinen komt uit te zien en wat daarin de eigenheid is van een domein.” Het moet uiteindelijk allemaal bijdragen aan het ultieme doel: “Ervoor zorgen dat de PD verankerd wordt in de wet op het hoger onderwijs. Nu staat in de wet: hogescholen bieden bacheloropleidingen aan en eventueel ook associate degree en masteropleidingen. Dat zouden we graag uitgebreid zien met ‘en doctoraatsopleidingen’.” In de zeven domeinen starten tijdens de pilot in de jaren 2023-2027 135 kandidaten. “Uiteindelijk willen we met de pilot laten zien dat de PD anders is dan de PhD, dat de PD kwalitatief deugt en dat we onze organisatie op orde hebben. Als dat lukt geeft dat voldoende vertrouwen voor de overheid en de politiek om dat in een wet vast te leggen. Daarom zie ik me ook als bewaker van de doelstellingen die we hebben afgesproken.”
Van der Zwan-Scholtz hoopt dat deze aanpak ook nog een bonus oplevert voor de 135 PD-kandidaten, die nu als pioniers aan de gang zijn gegaan zonder de zekerheid van een titel of graad. “Mijn wens is dat de politiek zegt, wanneer we aan de voorwaarden hebben voldaan, dat deze groep met terugwerkende kracht dezelfde titel krijgt, die later in de wet wordt vastgelegd.”
Meer externe kandidaten
Inmiddels is er een jaar verstreken met vier indieningsmomenten. “Je ziet dat het overgrote deel vooralsnog interne kandidaten zijn: kandidaten die werkzaam waren voor een hogeschool of in de omgeving van een hogeschool actief waren.” Van der Zwan-Scholtz begrijpt dat, maar zou vanaf nu wel graag meer externe kandidaten willen: “Ik zou het zonde vinden als de PD straks alleen een professionaliseringsinstrument is voor hbo-personeel. Het moet ook echt iets zijn waar de buitenwereld van kan profiteren.”
Van der Zwan-Scholtz adviseert partijen uit het werkveld die willen dat een PD-kandidaat met hun probleem aan de gang gaat om zich bij het secretariaat van een domein te melden. “Je krijgt dan inzicht welke hogeschool uit de buurt deelneemt aan dat domein. Vervolgens kan het secretariaat je in contact brengen met de lector van zo’n hogeschool. Daarna kan tenslotte worden gekeken of het probleem past binnen het programma zoals we dat met elkaar hebben afgesproken.”
Van der Zwan-Scholtz hoopt dat mensen uit het werkveld die een PD willen gaan doen hun werkterrein meenemen als ‘complexe praktijk’. “Op die manier behoud je namelijk de link tussen de PD-kandidaat en de werkveldpartner.” Vervolgens zijn er verschillende arrangementen mogelijk: “Een PD-kandidaat kan fulltime bezig zijn met zijn onderzoek, maar ik kan me ook voorstellen dat er werkveldpartners zijn die graag hebben dat de PD-kandidaat nog een of twee dagen per week voor hen werkzaam blijft. In dat opzicht zullen we dus echt maatwerk moeten gaan bieden.”
Boost voor lectoraten
De komst van het professional doctorate kan volgens Van der Zwan-Scholtz een enorme boost betekenen voor de lectoraten: “Je haalt namelijk een enorme onderzoeks- en interventiecapaciteit binnen. De inzichten die daaruit voortkomen kun je vervolgens weer gaan gebruiken in bijvoorbeeld je bachelor- en je masteronderwijs.”
Ook voor het werkveld zijn er voordelen: “Door het kort-cyclische karakter van de PD hoop je met de inzichten van de PD-trajecten het werkveld al snel te kunnen helpen met betere processen of meer inzicht in een bepaalde problematiek. In die zin hopen we ook dat we met het professional doctorate praktijkpartners kunnen faciliteren in hun verandering.”
Van der Zwan-Scholtz vindt het mooi dat de verschillende domeinen veel energie steken in het bouwen van communities voor de PD-kandidaten. “PD-kandidaten hebben zo lotgenoten en sparringpartners waarmee ze kunnen praten over waar ze tegenaan lopen, maar ook over hoe ze interventies kunnen vormgeven, hoe ze daarover moeten rapporteren en wat ze daaruit kunnen leren.”
In de etalage
Van der Zwan-Scholtz hoopt dat het de komende jaren goed lukt om de mooie voorbeelden van PD-trajecten in de etalage te zetten. “Tijdens de startconferentie op 2 oktober 2023 op de Haagse Hogeschool mochten een aantal PD-kandidaten in een elevator pitch laten zien waarmee ze bezig waren. Wat in die verhalen goed naar voren kwam was dat wat zij deden anders was dan een PhD. Tegelijkertijd had je ook het gevoel dat hun onderzoek ertoe doet. Ik ben er daarom van overtuigd dat de PD zichzelf verkoopt. Het is zo’n mooi, nieuw en elegant leer-, ontwikkel- en onderzoekstraject, waar we in Nederland nu onontgonnen gebied aan het ontginnen zijn. Mijn hoop is daarom dat tegen de tijd dat de PD in de wet wordt opgenomen, het een vanzelfsprekendheid is dat dat gebeurt.”